Friday, June 21, 2002

Koffie en Hotspots

Planet MultiMedia 21 juni 2002

Overal bereikbaar is al lang geen utopie meer. Laptops zijn zo krachtig geworden dat je simpelweg kunt spreken van een mobiel kantoor. Het leven van de stadsnomade is bijna compleet. Het enige dat nog ontbreekt, is overal Internettoegang. Is het al zo ver? En zo ja, hoe?

Er zijn twee kandidaten: mobiele telefoonnetwerken, en de draadloos netwerk-standaard 802.11x. Jarenlang was de blik gericht op de eerste categorie, met name de veelbelovende UMTS-standaard, U weet wel, waar alle telecommers nu aan ten onder gaan. Typische top-down-benadering, dat UMTS, je investeert een paar honderd miljard euro’s en dan ga je voor wereld-dominantie.

Als UMTS top-down is, dan is draadloos netwerk bottom-up. Stiekem is het binnengeslopen, doordat het verrassend simpel en goedkoop is en steeds meer bedrijven en particulieren het aanschaffen. Eigenlijk is het niet een standaard maar zijn het er meerdere. WiFi ofwel 802.11b, met een snelheid van 11 Mbps ruim voldoende voor breedband Internet, is nu de facto een wereldwijde standaard geworden. Thuis heb ik het ook en geloof me, als je het eenmaal hebt, wil je nooit meer anders.

En ik moet zeggen, het werkt verslavend. Komt de computer in de buurt van een access point, dan ben je letterlijk ‘in de lucht’. Wat me geloof ik nog het meest verbaast, is dat we kennelijk inmiddels in staat zijn om volwassen technologieën op de markt te brengen, producten in de winkel die na aanschaf meteen precies doen wat je ervan verwacht. Bill, eat your heart out!

Inmiddels heeft ook de industrie dat ontdekt. WiFi is ‘hot’. Het domineert de belangrijke TechXNY-beurs die deze week plaatsvindt, Toshiba en IBM verkopen vrijwel alleen nog laptops met ingebouwde WiFi, HP, Blackberry en vele anderen hebben nieuwe series PDAs aangekondigd waar het ook van fabriekswege al in zit (nu moet dat nog met insteekkaartjes). En wat nog belangrijker is, aan de netwerkkant komen steeds meer aanbieders, van vliegvelden en hotels tot koffiehuizen en winkelpromenades (zgn. Hotspots). Nog even en de hele wereld heeft zich spontaan aaneengeregen tot een wereldwijd standaard-netwerk.

Jammer genoeg geldt dat nog niet voor mobiele telefonie. In Europa en grote delen van Azië heeft iedereen GSM (op de frequenties 900 en 1800MHz), maar daarbuiten regeert de chaos, met onderling incompatibele CDMA-systemen (Japan, Korea, VS) of GSM op de verkeerde frequentie (1900MHz, VS).

De telecommers beseffen dit ook. Betekent dat dat zij hun energie steken in standaardisatie? Nee, ze storten zich op WiFi! Met een klein verschil. Omdat het telecommers zijn, vragen ze overal geld voor. DoCoMo in Japan, BT in Engeland, VoiceStream en NexTel in de VS, allemaal hebben ze hotspots (in de lucht c.q. aangekondigd) waar je alleen gebruik van kunt maken met een abonnement.

Maar slechts gewapend met een WiFi-laptop, dito PDA, tri-band GSM-telefoon en NTT DoCoMo-telefoon kom je op dit ogenblik een heel eind. En om de proef op de som te stellen, besloot Uw columnist met dit arsenaal op zak (even was ik bang dat ik zou opgloeien in het donker, maar het bleek mee te vallen) een week uit te trekken om rond de wereld te gaan zonder bericht van afwezigheid. Verslag van een WiFi-wereldreis.

Eerste stop: Singapore, waar men zoals inmiddels gebruikelijk de nieuwerwetserij gretig heeft omarmd. Bovendien hebben ze er GSM. Wi-Fi begint al bij aankomst op de luchthaven Changi. De breedband-maecenas is in dit geval de Business Class lounge van Singapore Airlines, maar het netwerk reikt tot in de hal, met name het gedeelte met de ‘koi pond’. In een relaxende omgeving van Japanse boompjes, kabbelend water en kleurige karpers haal je daar je e-mail van de afgelopen twaalf uur op, want zo lang heeft de vlucht geduurd. Verder kun je rustig gaan zitten surfen in zo ongeveer alle koffieshops in de hele stad, een aantal hotels, en in verschillende winkelcentra. Singapore goes wireless.

In Peking zijn ze nog niet zo ver. Weliswaar GSM, maar WiFi heeft dit deel van China nog niet bereikt. Zelfs Starbucks, dat naar verluidt al zijn filialen van draadloze access points heeft voorzien, laat bij zijn filialen in de Chinese hoofdstad verstek gaan. Gelukkig heeft het hotel ‘cyber-rooms’, kamers met niet alleen een bed maar ook een desktop-PC die op een LAN met Internettoegang zit.

Tokyo draait uit op een teleurstelling. Geen GSM maar hier brengt uiteraard het DoCoMo-toestelletje uitkomst. Nadeel: iedereen even op de hoogte stellen van een ander telefoonnummer voor vandaag. Maar naar WiFi blijk ik te kunnen fluiten. Het tergende is dat ik op veel plaatsen wel signaal krijg, maar geen toegang. Het geldt voor Starbucks, alomtegenwoordig in Tokyo, maar ook voor openbare ruimtes en zelfs hier en daar op straat. Pas veel later verneem ik dat NTT DoCoMo de boosdoener is. Zij bieden de service alleen aan op abonnementsbasis, voor ongeveer 15 Euro per maand, en zo’n abonnement heb ik niet. Gelukkig vlieg ik ’s avonds door naar Sydney.

Australiers geloven voor zover ik kan waarnemen ook al niet in gratis toegang. Hier en daar signaal maar geen bytes. Een check levert een scala aan providers op, die allemaal abonnementen hanteren. Hoe ik de check doe? In het hotel, waar mijn kamer gelukkig over een LAN-port beschikt. Inmddels heb ik in hotels alle mogelijke manieren van toegang meegemaakt, van interne dialup (je draait een nummer op de hotelcentrale), via LAN-ports tot wireless. Wat je ook nog wel eens tegenkomt is toegang via de TV, maar dat is de moeite van het vermelden niet waard. Het is ongelooflijk traag, en de bediening is onhandig en ondoorzichtig. LAN-ports worden steeds meer de hotelstandaard, en ik verwacht in de toekomst steeds meer WiFi. Beide oplossingen zijn breedband dus comfortabel.

Van Sydney naar Auckland, Nieuw Zeeland. Forget Auckland. Ze hebben er GSM, net als in Australië, en that’s it. Van ellende maar ingebeld via mijn mobieltje (Bluetooth, dus zonder gefiedel met draadjes). Gelukkig heb ik wereldwijde roaming via Pacific Internet. Desondanks blijken het dure e-mailtjes.

Daarna gaat de reis naar San Francisco, en Silicon Valley. WiFi Mecca? Valt wel mee. Singapore is beter. Merkwaardigerwijs blijken niet alle Starbucks-filialen hier toegang te bieden. Zou het te maken hebben met het faillissement van Starbucks’ provider, MobilStar? De grootste fout die je overigens kunt maken is bij Starbucks-personeel ernaar te informeren. Niemand, maar dan ook niemand, heeft enig idee waar je het uberhaupt over hebt. Kennelijk doet ‘de beste werkgever van Amerika’, zoals men zich graag afficheert, niet aan personeelsvoorlichting.

Niettemin is er een groot aantal hotspots, en bijna allemaal verlenen ze toegang en zijn dus gratis. En zowel San Francisco als LA, van waaruit ik oostwaarts vlieg, hebben GSM op de derde frequentieband. Wil je bellen met je eigen toestel, zorg dan dat je een tri-band hebt want anders kom je nergens. Op naar New York.

Deceptie in the Big Apple! Signaal in iedere Starbucks, maar geen toegang! Blijkbaar heeft de Newyorkse afdeling van de koffieboer de koppen bij elkaar gestoken en de zaak op slot gezet, of misschien achter een abonnement verscholen. Geen flauw idee, want wederom weet niemand ergens van. Ook de Starbucks-site biedt geen uitkomst. Op een bankje vlakbij de kruising van 6th Avenue en 42nd Street (ja, ja, ik weet het, erg standaard plekje) heb ik ineens volop toegang. Met een gerust hart kan ik mij weer melden voor de veiligheidscontrole op JFK.

Die veiligheidscontroles zijn overigens een verhaal apart. Amerika is paranoide geworden na nine-eleven. Toch is het aardig te zien hoe geaccepteerd personal technology inmiddels is. De laptop moet in alle gevallen uit de tas en even aan, maar PDAs en mobieltjes worden zonder meer voor kennisgeving aangenomen. Merkwaardig contrast met ordinaire voorwerpen als schoenen (uit en onderzocht), aanstekers (vlammetje laten zien) en aangebroken flesjes drank (even slokje nemen graag). Voor de moderne nomade doet het allemaal rustgevend aan. Electronica op zak is vanzelfsprekend en de veiligheid toch gediend. Tevreden stap ik in het vliegtuig naar Nederland.

Conclusie? WiFi heeft toekomst. Het is razendsnel, vergeet GPRS, zelfs UMTS zal er niet aan kunnen tippen. Het is verschrikkelijk gebruikersvriendelijk, en in de meeste gevallen is het netwerkgebruik ook nog gratis. Dat laatste vormt een bedreiging op lange termijn. Gratis is niet commercieel levensvatbaar, zo weten we inmiddels. Maar om geld te vragen, moet de tent eerst op slot. En dat maakt het weer onhandig. Als je ergens landt, moet je meteen in de lucht zijn. Het wachten is op de eerste goochemerd die met Jan en Alleman roaming-overeenkomsten aangaat en consumenten daarna een wereldwijd abonnement aanbiedt. En zo blijft er altijd ruimte voor nieuwe startups.

Een internet-jaar is een maand in de werkelijke wereld. Geldt ook voor wereldreizen.